Penning Marie’s vader
Brons
‘Hald mich ens vas’ ter herinnering aan Hans van de Wouw i.o.v zijn zoon Gilles.
Brons
In opdracht prof. P. Moleman
Penning Marie’s vader
Brons
‘Hald mich ens vas’ ter herinnering aan Hans van de Wouw i.o.v zijn zoon Gilles.
Brons
In opdracht prof. P. Moleman
Inschrijfpenning Tips
Brons
“Alles kits?” Met die vraag begroette het varken Tip des morgens ieder van zijn medevarkens in het hok. Tip was een jong en vrolijk varken en als hij de vraag had gesteld, keek hij de ander van onder zijn wat koddig naar voren gehouden oren komiek vorsend aan, tot dat er een antwoord kwam.”
Zo laat Antoon Koolhaas (1912-1992) de lezers kennis maken met het belangrijkste karakter in zijn verhaal Mijnheer Tip is de dikste mijnheer. Schrijver en journalist Koolhaas leefde zich voor zijn dierverhalen – en hij schreef er tientallen – als geen ander in in de dieren. Hoe is het om een mus te zijn, een snoek, een varken? Waar de meeste schrijvers dieren tot een vehikel maken voor een menselijke moraal, verplaatste Koolhaas zich in de dieren die hij beschreef en hij liet ze dier blijven.
Met humor en mededogen toont Anton Koolhaas zijn dieren in hun volle glorie en – in tegenstelling tot de meeste dierenverhalen voor kinderen – onveranderlijk ook in hun stervensuur. Zo ook Mijnheer Tip, het varken dat voorkomend en monter blijft, zelfs in het zicht van de slacht.
De inschrijfpenning die mijn vriendin Marie-José Wessels in 2019 maakt voor de Nederlandse Vereniging van Penningkunst heeft alles met Mijnheer Tip te maken.
Terwijl buiten twee kipjes rondscharrelen in de tuin en haar Flip in zijn mand ligt te slapen vertelt Marie: ‘Toen mij gevraagd werd een penning te ontwerpen, wist ik direct dat het om een dier moest gaan. Naast portretten en beelden van mensen heb ik vooral dieren gemaakt. Een greep: wild zwijn, leguaan, struisvogels, ijsbeer, arend, gans, pelikaan, jak, zeeotters, walrus.
Een van mijn laatste beelden is een reliëf van een eekhoorn in steen en, zo dacht ik, dat gaat al een beetje de kant van een penning uit dus waarom zou ik niet voor de eekhoorn kiezen. Ook nog eens een spaarzaam dier. Dat past, vond ik.
Maar tot mijn stomme verbazing begon ik er niet aan. De keuze bleef knagen, zal ik maar zeggen.
Op een mooie ochtend wist ik het opeens: het moest een varken worden. Een eerbetoon aan Tips, het varken van mijn vriendin Elise, een geweldig dier aan wie ik dierbare herinneringen koester. Als uitroepteken achter een zin fungeerde de mededeling dat, volgens de Chinese maankalender, 2019 het jaar van het varken is.
Elise is net als ik gek op dieren en op de boerderij waar ze woonde, kon ze die ook de ruimte geven dus zo gek was het niet dat ze voor haar verjaardag twee varkens vroeg. Bij een boer in de buurt die een drachtige zeug had, werden twee biggetjes gereserveerd en daarbij werd de uitdrukkelijke wens geuit de staartjes er vooral aan te laten zitten.
Toen de roze zusjes bij Elise kwamen wonen noemde ze de een Tips – naar Mijnheer Tip – en de ander Thea –vanwege de alliteratie. De twee kregen een geweldig leven: ze mochten lekker buiten lopen, wroeten in de aarde, baden in de modder, smakken tijdens het eten, luieren in de zon, schurken tegen de bast van een notenboom, slapen in het verse stro en knorren zoveel als ze zin hadden. Kortom, ze mochten gewoon varkens zijn.
En ze mochten – in tegenstelling tot de varkens in het verhaal van Koolhaas – zorgeloos oud worden tot een natuurlijke dood een einde hun levens zou maken. Thea stierf eerder dan Tips. Tips is ruim tien jaar geworden wat voor zo’n groot dier een hele leeftijd is. En groot was ze, om niet te zeggen gigantisch. Naar schatting woog ze zo’n 400 kilo.
Ik hield van Tips door de manier waarop ze je aankeek, met een diepzinnige en toch vrolijke blik. Varkens zien niet veel, hun zicht is slecht, hun gehoor des te beter en hun reukvermogen excellent. Tips herkende mijn stem en zodra ze me hoorde, kwam ze aangesneld. Nou ja, voor haar doen dan. Ze vond het heerlijk om geborsteld en geschrobd te worden. En ik zou graag laten zien hoe ze stond te genieten als ze ’s zomers met de tuinslang werd nat gespoten. Met een grote grijns op haar bek stond ze daar. Het kon haar niet lang genoeg duren.
Tips had een uitgesproken talent voor genieten. En ik werd altijd blij van haar. Ze heeft iets toegevoegd aan mijn leven. Daarom ook hangt er een ingelijste foto van haar bij mij thuis aan de muur tussen andere mij dierbare overledenen. Eenmaal besloten dat Tips op de penning kwam, keek ik nog eens goed naar haar foto en meende ik haar te horen fluisteren: “Mijn staartje zou best als standaardje kunnen dienen.”’
Ik was er getuige van hoe Marie-José aan de slag ging met was. Of eigenlijk lijken haar handen dat geheel zelfstandig te doen. Een duim duwt een oor in model, met twee vingers knijpt ze een snuit, ze draait een oogje, veegt een olijke lach, dan kerft, snijdt en veegt ze waar nodig en rolt tot slot een staartje. Kijkt. Monstert haar creatie. Is niet tevreden en begint aan een tweede schets. Een derde. Een vierde.
Als ze na een paar dagen haar oogst aan wasmodellen vergelijkt, zie je bij wijze van spreken een tekstballontje boven haar hoofd verschijnen: ‘Misschien moet die snuit eruit?! Wat als ik dat oh zo gevoelige lichaamsdeel nieuwsgierig net buiten het kader laat steken? Beter toch? Tips zat niet vast in een hok, ze kreeg de ruimte, mocht haar neus overal insteken.’
Ontwerp vijf: snuit parmantig omhoog gestoken, op nummer zes piept het lieve stopcontact links uit het frame. De kinnebak goed gevuld. De oren alert. Het begint aardig te lijken op de immer goedgemutste Tips: krachtig, zelfbewust en bruisend van leven.
Dan de keerzijde met de forse bilpartij, de machtige dijen, daaronder de eens zo elegante pootjes en in het midden het door Tips ingefluisterde krulstaartje, ook al wordt dat een lastige klus voor de gieter.
Een beeldhouwer met een scherpe blik
Wat de zwakte was van Tips, is de kracht van Marie-José Wessels (Utrecht, 1952): ze kan geweldig goed kijken.
Opgeleid aan de Academie Beeldende Kunsten in Utrecht waar ze in 1984 afstudeerde in de richting monumentale vormgeving. Grote affiniteit was er altijd met de traditionele figuratieve beeldhouwkunst en dat zien we nog steeds in haar beelden terug. Veel waardering heeft zij voor kunstenaars als Aristide Maillol, Auguste Rodin en Jaap Kaas en zij koestert grote bewondering voor de portretten van Charlotte van Pallandt en die van haar stadsgenoot Pieter d’Hont.
Aanvankelijk werkt Marie-José vooral in klei en legt zij zich toe op vrouwenfiguren en portretten, maar na een leergang in het steenhouwen komt het hakken in natuursteen op de voorgrond te staan en kiest zij als onderwerp steeds vaker dieren. Anatomie, houdingen en bewegingen van het betreffende dier worden vooraf nauwkeurig bestudeerd. Zo mocht ik eens mee om een witte neushoorn te bestuderen. Marie-José droeg nog net geen tropenhelm maar was wel gewapend met verrekijker en schetsboek toen wij naar Burgers Zoo togen waar de enige in Nederland verblijvende witte neushoorn te zien is. Te zien zou zijn. Uren hebben we smachtend naar een zandheuvel gekeken waar achter het dier zich schuil hield. Waarschijnlijk lag het beest gewoon te pitten. Pas tegen sluitingstijd kwam madame tevoorschijn. Maar toen paradeerde ze vlak voor ons langs zodat Marie-José de paar details waarom ze verlegen zat in zich op kon nemen.
Toch zijn haar beelden nooit letterlijk. Het gaat haar niet om een één op één weergave; ze moet de details kennen, maar hoeft ze niet te kopiëren. De sfeer die het onderwerp bij haar oproept vormt het uitgangspunt.
Wie haar uitbundig bevederde, hoogbenige struisvogels ziet, voelt de beweging van de dans die ze kennelijk uitvoeren. Haar kipjes hoor je direct tokkelend scharrelen.
Na bestudering van het levende voorbeeld worden er verschillende modelstudies in was gemaakt. Dan volgt de keuze voor het materiaal. Kiest Marie-José voor natuursteen, dan begint er een lange periode waarin het object dat ze voor ogen heeft met hamer, beitel, vijlen en steeds fijner schuurpapier uit het meedogenloze materiaal tevoorschijn komt. Een snoek in afwachting van toevallig passerende prooi, een whippet in rust terwijl je toch de enorme snelheid voelt die de hond moeiteloos kan bereiken.
Mens en dier worden neergezet in plastische, volle, vaak gesloten vormen. Haar beelden kunnen aards genoemd worden, of basaal maar altijd roepen ze zin in het leven op. En liefde. Liefde.
Op krachtige wijze is die Liefde met een hoofdletter weerspiegeld in het portret dat zij van haar vader maakte en waarmee zij winnaar werd van de prestigieuze Nederlandse Portretprijs 2017. Sleutelwoorden in het juryrapport zijn: ‘alles doorwerkt’, ‘de kunstenaar laat zien dat zij op de millimeter kan manoeuvreren’, ‘een innig ingehouden spektakel’.
Eerder, in 1989, ontving Marie-José Wessels de Pieter d’Hontprijs en twee jaar later de Gretha en Adri Pieckprijs. Naast particulieren en bedrijven die interesse hebben voor beelden, vervaardigde zij beelden voor de openbare ruimte. Zo heeft zij in haar geboorteplaats een aantal beeldhouwwerken mogen plaatsen waaronder een ijsbeer in het Hogelandse Park aan de Biltstraat bij de Berenkuil. Het Polar Bear Monument staat daar ter herinnering aan 7 mei 1945 toen Utrecht werd bevrijd door de het Engelse 49ste Regiment Verkenningstroepen Polar Bears. Ook heeft zij in opdracht een aantal reliëfs gehakt voor de beroemde werfkelders in Utrecht. In een van die kelders aan de Nieuwegracht is haar atelier gevestigd waar ik dikwijls heb mogen kijken hoe zij bezig was. Zij zit in haar werk. Ook in deze penning. In elk goed werk zit een autobiografie van de maker. Het vormt de onzichtbare poort waarlangs de kijker het werk wordt binnen geleid.
Marijke Hilhorst
April 2019